Vertalingen opsplitsen NL>FR
opsplitsen (ww.) | dissocier (ww.) ; diviser (ww.) ; fendre (ww.) ; répartir (ww.) ; séparer (ww.) ; subdiviser (ww.) |
opsplitsen | éclatement |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `opsplitsen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afbrekenNL: delenNL: onderverdelenNL: opdelenNL: splitsen