Vertalingen opgebruiken NL>FR
opgebruiken (ww.) | brûler (ww.) ; consumer (ww.) ; épuiser (ww.) ; finir (ww.) ; flamber (ww.) ; manger (ww.) ; s'user (ww.) ; user (ww.) ; vider (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `opgebruiken`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: opkrijgenNL: opmaken