Vertaal
Naar andere talen: • ontspruiten > DEontspruiten > ENontspruiten > ES
Vertalingen ontspruiten NL>FR
ontspruiten (ww.) descendre de (ww.) ; être issu de (ww.) ; être originaire de (ww.) ; germer (ww.) ; naître (ww.) ; naître de (ww.) ; pousser (ww.) ; prendre sa source (ww.) ; provenir (ww.) ; provenir de (ww.) ; venir de (ww.)
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `ontspruiten`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: afkomstig zijn
NL: afstammen
NL: kiemen
NL: ontspringen
NL: spruiten
NL: stammen
NL: stutten
NL: uitbotten
NL: uitkomen
NL: uitlopen