Vertaal
Naar andere talen: • opschuiven > DEopschuiven > ENopschuiven > ES
Vertalingen opschuiven NL>FR
opschuiven (ww.) ajourner (ww.) ; avancer (ww.) ; déplacer (ww.) ; faire traîner les choses en longueur (ww.) ; pousser (ww.) ; pousser en avant (ww.) ; renvoyer (ww.) ; reporter (ww.) ; repousser (ww.) ; s'avancer (ww.) ; temporiser (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `opschuiven`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: duwen
NL: opschorten
NL: plaats maken
NL: rekken
NL: uitstellen
NL: verplaatsen
NL: verschuiven
NL: vertragen
NL: verzetten
NL: voor zich uitschuiven