I de mal

zelfst.naamw. (m.)

Uitspraak:	[mɑl]
Verbuigingen:	-len (meerv.)

voorwerp waarmee je meer dingen op dezelfde manier kunt maken - moule (le ~)

brons gieten in een mal van gips - couler du bronze dans un moule en plâtre

II mal

bijv.naamw.

Uitspraak:

[mɑl]

vreemd op een grappige manier - cocasse

ben je mal (=<dit zeg je als iemand iets heel vreemds over je denkt wat niet klopt>) - penses-tu?

[mɑl]
[mv: mallen]

1 voorwerp waarmee je meer dingen op dezelfde manier kunt maken - moule
[mul] (le ~(m))

  `brons gieten in een mal van gips`
  couler du bronze dans un moule en plâtre


© K Dictionaries Ltd.

mal (znw.)	pochoir (m) ; patron (m) ; modèle (m) ; matrice (v) ; forme modèle (v) ; forme (v)
de mal (m)	moule (m)
mal	follement ; folle ; fou ; frénétique ; idiot ; idiotement ; imbécile ; loufoque ; perturbé ; sot ; sottement ; stupide ; toqué ; troublé ; farfelu ; absurde ; bête ; brumeux ; cinglé ; d'une manière imbécile ; débile ; délirant ; dément ; dérangé ; dingue ; effréné ; cintre à claveaux ; puisseur ; prototype ; pièce-mère ; maboul ; jauge ; gabarit ; forme ; crémaillère

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm




NL: bedonderd
NL: belazerd
NL: dwaas
NL: eigenaardig
NL: gek
NL: geschift
NL: getikt
NL: gietvorm
NL: hoorndol
NL: jeugdig

NL: voor de mal houden FR: se moquer de
NL: ben je mal? FR: tu n'es pas fou?, à  quoi penses-tu?