Vertalingen klunzen NL>FR
klunzen (ww.) | bousiller (ww.) ; bricoler maladroitement (ww.) ; gâcher (ww.) ; niaiser (ww.) ; tripoter (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `klunzen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: klungelenNL: knoeienNL: prutsenNL: stuntelen