Vertaal
Naar andere talen: • jaargetijde > DEjaargetijde > ENjaargetijde > ES
Vertalingen jaargetijde NL>FR

het jaargetijde

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ˈjarxətɛidə]
Verbuigingen:  -n (meerv.)

elk van de periodes van drie maanden in een jaar (2): lente, zomer, herfst, winter - saison (la ~)
De winter is een koud jaargetijde. - L'hiver est une saison froide.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
het jaargetijde saison (v)
jaargetijde saison
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `jaargetijde`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: herfst
NL: seizoen