Uitspraak: | [ˈhɑkə(n)] |
Verbuigingen: | hakte (verl.tijd ) heeft gehakt (volt.deelw.) |
![]() (=dat komt hard aan, dat is ingrijpend) - C'est le coup de masse. Mijn vriend liet me in de steek, dat hakt erin. - Mon petit ami m'a laissée tomber, c'est un coup dur. |
![]() (=op (iemand) mopperen) - râler sur Zit niet zo op me te hakken, ik doe immers mijn best. - Ne râle donc pas tant sur moi, je fais de mon mieux. |