Vertaal
Naar andere talen: • haast maken > DEhaast maken > ENhaast maken > ES
Vertalingen haast maken NL>FR
haast maken (ww.) hâter (ww.) ; prendre d'assaut (ww.) ; presser (ww.) ; s'alligner (ww.) ; se dépêcher (ww.) ; se hâter (ww.) ; se précipiter (ww.) ; se presser (ww.) ; traquer (ww.)
haast maken s'empresser
Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek


Voorbeeldzinnen met `haast maken`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: aanpoten
NL: haasten
NL: ijlen
NL: jagen
NL: spoeden
NL: zich spoeden