Vertalingen afsplijten NL>FR
afsplijten (ww.) | fendre (ww.) ; fissionner (ww.) ; séparer (ww.) |
het afsplijten | dédoublement (m) ; dissociation (v) ; scission (v) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `afsplijten`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afsplijtingNL: afsplitsenNL: afsplitsing