Vertalingen aanbreken NL>FR
aanbreken
werkw.
Uitspraak: | [ˈambrekə(n)] |
Verbuigingen: | brak aan (verl.tijd ) |
1) beginnen -
commencer Verbuigingen: | is aangebroken (volt.deelw.) |
De dag breekt aan. - Le jour se lève. |
2) openmaken en er iets van nemen -
ouvrir Verbuigingen: | heeft aangebroken (volt.deelw.) |
een pak koek aanbreken - entamer un paquet de pain d'épices een aangebroken pak melk blijft niet lang goed - ouverte, une brique de lait ne se garde pas longtemps |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
aanbreken (ww.) | commencer (ww.) ; débuter (ww.) ; démarrer (ww.) ; entamer (ww.) ; entreprendre (ww.) ; entrer en vigueur (ww.) ; étrenner (ww.) ; lancer (ww.) ; mettre en marche (ww.) ; ouvrir (ww.) ; partir (ww.) ; s'activer (ww.) ; s'y mettre (ww.) ; se mettre en mouvement (ww.) |
aanbreken | se lever |
Bronnen: interglot; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `aanbreken`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aansprekenNL: aanvangenNL: beginnenUitdrukkingen en gezegdes
NL: bij het
aanbreken van de dag
FR: à la pointe du jourNL: bij het
aanbreken van de nacht
FR: à la nuit tombante