Vertalingen aanbreken NL>DE
aanbreken
werkw.
Uitspraak: | [ˈambrekə(n)] |
Verbuigingen: | brak aan (verl.tijd ) |
1) beginnen -
anbrechen , dämmern Verbuigingen: | is aangebroken (volt.deelw.) |
De dag breekt aan. - Der Tag bricht an. |
2) openmaken en er iets van nemen -
anbrechen , öffnen Verbuigingen: | heeft aangebroken (volt.deelw.) |
een pak koek aanbreken - eine Packung Kuchen anbrechen een aangebroken pak melk blijft niet lang goed - Eine angebrochene Packung Milch bleibt nicht lange haltbar. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
aanbreken (ww.) | anfangen (ww.) |
aanbreken (werkw.) | anbrechen |
aanbreken | anbrechen |
Bronnen: interglot; Wiktionary; Trueterm
Voorbeeldzinnen met `aanbreken`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aansprekenNL: aanvangenNL: beginnenUitdrukkingen en gezegdes
NL: bij het
aanbreken van d. dag
DE: bei TagesanbruchNL: bij het
aanbreken van d. nacht
DE: beim Einbruch der Nacht