Vertaal
Naar andere talen: • uitgaan > DEuitgaan > ENuitgaan > ES
Vertalingen uitgaan NL>FR
uitgaan (ww.) faire la fête (ww.) ; faire la java (ww.) ; faire la noce (ww.) ; s'en aller (ww.) ; sortir (ww.)
uitgaan s'éteindre
Bronnen: interglot; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `uitgaan`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: aanbelanden
NL: aankomen
NL: aanlanden
NL: aflopen
NL: arriveren
NL: doven
NL: eindigen
NL: leeglopen
NL: ophouden
NL: stappen

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: uitgaan van FR: partir (d'un principe)
NL: op iets uitgaan FR: tâcher de trouver qc, chercher qc
NL: op bericht uitgaan FR: aller aux nouvelles