Vertalingen uitbuiten NL>FR
uitbuiten (ww.) | cultiver (ww.) ; exploiter (ww.) ; faire travailler (ww.) ; faire valoir (ww.) ; pressurer (ww.) ; priver de (ww.) ; user de (ww.) ; utiliser (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `uitbuiten`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: benuttenNL: berovenNL: exploiterenNL: ontdoenNL: uitmelken