Vertalingen trouwen NL>FR
[ˈtrɑuwə(n)] [vvt: is getrouwd]1 ( huwen) ( in het huwelijk treden) voor de wet of de kerk beloven dat je gaat samenwonen en voor elkaar en je kinderen zult zorgen - se marier
`zij trouwen op zaterdag in het gemeentehuis van het dorp`
ils se marieront ce samedi à la mairie du village
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
trouwen (ww.) | épouser (ww.) ; marier (ww.) ; se marier (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `trouwen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: huwenNL: in het huwelijk treden