Vertaal
Naar andere talen: • trouwen > DEtrouwen > EStrouwen > FR
Vertalingen trouwen NL>EN

trouwen

werkw.
Uitspraak:  [ˈtrɑuwə(n)]
Verbuigingen:  trouwde (verl.tijd ) is getrouwd (volt.deelw.)

voor de wet of de kerk beloven dat je gaat samenwonen en voor elkaar en je kinderen zult zorgen - marry, wed
zij trouwen op zaterdag in het gemeentehuis van het dorp - the marriage takes place on Saturday in the village municipality

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
trouwen (ww.)to be married ; to espouse ; to get married ; to marry ; to wed
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `trouwen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: huwen
NL: in het huwelijk treden

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: hij trouwde (met) haar EN: he married her
NL: snel getrouwd, lang berouwd EN: marry in haste, repent at leisure
NL: zo zijn we niet getrouwd EN: that's not in the bargain
NL: om 't geld trouwen EN: marry for money
NL: onder elkander trouwen EN: intermarry
NL: op niets trouwen EN: marry on nothing
NL: ik ben geen man om te trouwen EN: I am not a marrying man