Vertaal
Naar andere talen: • sabbelen > DEsabbelen > ENsabbelen > ES
Vertalingen sabbelen NL>FR

sabbelen

werkw.
Uitspraak:  [ˈsɑbələ(n)]
Verbuigingen:  sabbelde (verl.tijd ) heeft gesabbeld (volt.deelw.)

zuigen op en likken aan - suçoter
op een lolly sabbelen - suçoter une sucette

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
sabbelen (ww.) sucer (ww.) ; suçoter (ww.) ; téter (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `sabbelen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: lurken
NL: zabbelen
NL: zuigen