de pot

zelfst.naamw. (m.)

Uitspraak:	[pɔt]
Verbuigingen:	-ten (meerv.)

1) meestal cilindervormig vat om iets in te bewaren of te koken - pot (le ~), marmite (la ~)

potten en pannen - récipients pour la cuisson een pot thee zetten - faire du thé dans la théière stoofpot - cocotte

De pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet. (=<dit zeg je als je vindt dat iemand een ander geen verwijten moet maken, omdat hij ook fouten heeft gemaakt>) - La pelle se moque du fourgon.

Het is allemaal één pot nat. (=het komt allemaal op hetzelfde neer; er is weinig verschil) - C'est blanc bonnet et bonnet blanc.

2) bak met een handvat om in te plassen - pot (de chambre) (le ~)

Ze kan al zelf op het potje plassen. - Elle peut déjà faire pipi toute seule sur le pot.

buiten de pot piesen (=iets doen wat niet hoort, vooral overspel plegen) - donner un coup de canif dans le contrat

3) spelronde - partie (la ~)

een potje schaken, of een potje biljarten - une partie d'échecs, ou une partie de billard Doen we nog een potje? - On rejoue?

4) geld met een bepaald bestedingsdoel - cagnotte (la ~)

huishoudpot - budget ménage Dat vergoeden we uit het potje 'onvoorziene uitgaven'. - Nous allons puiser cela dans le budget 'dépenses imprévues/extraordinaires'.

© K Dictionaries Ltd.

de pot (m)	concours (m) ; seau (m) ; rencontre (v) ; pot (m) ; mise (v) ; match (m) ; marmite (v) ; lesbienne (znw.) ; jeu (m) ; gouine (v) ; enjeu (m) ; cuvette (v) ; course (v) ; chaudron (m) ; baril (m)
POT (Afkorting)	team SP ; team de soutien provincial
pot	bac ; récipient ; pot de cheminée ; mitron ; jarre ; boîte d'essieu ; boîte ; bocal

Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm




NL: bak
NL: bloempot
NL: concours
NL: doel
NL: dot
NL: emmer
NL: fust
NL: geld
NL: glas
NL: inzet

NL: de gewone pot FR: l'ordinaire (le)
NL: eten wat de pot schaft FR: dîner à  la fortune du pot