plat

bijv.naamw.

Uitspraak:

[plɑt]

1) vlak, zonder hobbels of kuilen - plat/plate

een plat dak - un toit plat platte borden - assiettes plates

2) deel van de uitdrukking: -

plat praten (=zo praten dat anderen kunnen horen uit welke stad of streek je komt) - parler avec un accent local prononcé

3) deel van de uitdrukking: -

plat water (=bronwater zonder koolzuur) - de l'eau plate

© K Dictionaries Ltd.

plat

sale ; infect ; insipide ; lisse ; malpropre ; méchant ; méprisable ; mou ; ordinaire ; peu appétissant ; plat ; populacier ; populaire ; infâme ; sans cérémonies ; sans détours ; sans égards ; tout net ; trivial ; uniforme ; uniformément ; vil ; vilain ; vulgaire ; vulgairement ; ignoblement ; aplati ; banal ; bas ; basse ; bassement ; cochon ; commun ; crapuleusement ; crapuleux ; d'une façon vulgaire ; défraîchi ; dégueulasse ; égal ; égalisé ; fade ; grossier ; grossièrement ; horizontal ; ignoble ; crevé ; plat ; plan ; méplat

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Wikipedia




NL: afgezaagd
NL: alledaags
NL: banaal
NL: dakterras
NL: effen
NL: egaal
NL: geëgaliseerd
NL: gelijk
NL: geslepen
NL: gewoontjes

NL: platte naad FR: couture (la) abattue
NL: platte neus FR: nez (le) écrasé
NL: plat maken FR: aplatir
NL: plat worden FR: s'aplatir
NL: plat op zijn buik FR: à  plat ventre
NL: plat neerleggen FR: poser à  plat
NL: plat spreken FR: avoir un accent vulgaire
NL: continentaal plat FR: plateau (le) continental