Vertalingen boon NL>FR
boon
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [bon] |
Verbuigingen: | bonen (meerv.) |
1) langwerpige vrucht met zaden erin die je kunt eten -
haricot (le ~) bruine bonen - haricots rouges koffiebonen - grains de café |
je eigen boontjes doppen (=zelf je zaken regelen) - se débrouiller tout seul
|
2) deel van de uitdrukking: -
in de bonen zijn (=niet goed weten waar je bent of wat je moet doen) - avoir perdu la boussole
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de boon | haricot (m) ; haricot rouge (m) ; haricot vert (m) |
boon | haricot ; haricot commun ; haricots |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Horecagids
Voorbeeldzinnen met `boon`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: bruine boonNL: herenboonNL: prinsessenboonNL: slaboonNL: snijboonNL: sperzieboonNL: suikerboonUitdrukkingen en gezegdes
NL: blauwe
boon
FR: pruneau (le)NL: bruine bonen
FR: haricots (m mv) rougesNL: grote bonen
FR: fèves (v mv) des maraisNL: prinsessebonen
FR: haricots (m mv) vertsNL: witte bonen
FR: haricots blancs, soissons (m mv)NL: zijn eigen bonen doppen
FR: se tirer d'affaire soi-mêmeNL: boontje komt om zijn loontje
FR: comme on fait son lit on se couche