Vertalingen bui NL>FR
bui
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [bœy] |
Verbuigingen: | -en (meerv.) |
1) korte periode van hevige regen, sneeuw of hagel -
averse (la ~) voor de bui binnen zijn - rentrer avant l'averse |
2) humeur, stemming -
humeur (la ~) een boze bui - une humeur grincheuse |
3) deel van de uitdrukking: -
bij buien (=af en toe, zo nu en dan) - par accès
bij buien somber zijn - être morose à ses heures
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de bui (v) | orage (m) ; tempête (v) ; tourmente (v) |
de bui | averse (v) ; caprice (m) ; disposition (v) ; disposition d'âme (v) ; état d'âme (m) ; humeur (v) ; moral (znw.) ; ondée (v) |
Bronnen: Wikipedia; interglot
Voorbeeldzinnen met `bui`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aanvalNL: bevliegingNL: gemoedsgesteldheidNL: gemoedsstemmingNL: gemoedstoestandNL: grilNL: hagelbuiNL: humeurNL: kuurNL: luimUitdrukkingen en gezegdes
NL: maartse
buien
FR: giboulées (v mv) de marsNL: hij is in een
bui om
FR: il est en humeur deNL: een goede (slechte)
bui hebben
FR: être de bonne (mauvaise) humeurNL: bij
buien
FR: par accès