Vertalingen accent NL>FR
het accent
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ɑkˈsɛnt] |
Verbuigingen: | -en (meerv.) |
1) plaats die nadruk krijgt -
accent d'intensité (le ~) Het woord 'nadruk' heeft het accent op de eerste lettergreep. - Le mot 'nadruk' porte l'accent d'intensité sur la première syllabe. Je moet een accent leggen op deze muzieknoot. - Il faut accentuer cette note. |
het accent leggen op (=de meeste aandacht geven aan) - souligner
in de opleiding het accent leggen op de praktijk - dans une formation, priviligier la pratique
|
2) teken om iets nadruk te geven -
accent (le ~) Met een accent kun je voorkómen dat het woord 'voorkomen' wordt begrepen als 'vóórkomen'. - En inscrivant des accents on peut différencier 'voorkómen' et 'vóórkomen'. |
3) persoonlijke of regionale manier van uitspreken -
accent (le ~) een Amsterdams accent hebben - avoir un accent amstellodamois |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
het accent | accent (m) ; accentuation (m) ; argot (m) ; dialecte (m) ; inflexion (v) ; insistance (v) ; jargon (m) ; patois (m) |
accent | accent |
Bronnen: Trueterm; interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `accent`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: dialectNL: hoofdtoonNL: klemtoonNL: nadrukNL: taaltjeNL: tongvalNL: toon