Vertalingen afgelopen NL>FR
afgelopen | achevé ; ancien ; antérieur ; d'avant ; disposé ; exécuté ; fait ; fini ; passé ; précédent ; préparé ; prêt ; terminé ; dernier ; écoulé |
Bronnen: interglot; ICT-Woordenboek
Voorbeeldzinnen met `afgelopen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: afNL: afgedaanNL: bastaNL: beëindigdNL: gedaanNL: geëindigdNL: gepleegdNL: gereedNL: klaarNL: over