Uitspraak: | [vor] |
Voor in het boek staat een dankwoord. - En la primera parte del libro hay unas palabras de agradecimiento. De auto staat voor. - El coche está delante (de la casa). Zij is voor in de vijftig. - Ella tiene cincuenta años y pico. |
Wie is voor? Steek je hand op. - ¿Quién está a favor? Levanta la mano. Acht mensen stemden voor. - Ocho personas votaron a favor. |
![]() (=meer punten hebben dan de andere deelnemers aan een wedstrijd) - estar adelante Onze ploeg staat 1-0 voor. - Nuestro equipo está adelante con 1-0. |
![]() (=ervoor zorgen dat iets niet gebeurt) - estar adelantado Om de problemen voor te zijn, kocht hij een nieuwe computer. - Para prevenir posibles problemas, compró un nuevo ordenador. |
Uitspraak: | [vor] |
Ik stond voor een gesloten deur. - Me encontré con la puerta cerrada. Vlak voor ons reed een tractor. - Justo delante de nosotros marchaba un tractor. |
Ik wil het verslag vóór vier uur hebben. - Yo quiero tener el informe antes de las cuatro. Ik was voor hem klaar. - Yo terminé antes que él. |
voor altijd - para siempre Ze was voor enkele dagen in het buitenland. - Estuvo en el exterior por unos días. |
Ik ben voor een verhoging van de belastingen. - Soy partidario de un aumento de los impuestos. Wie niet voor mij is, is tegen mij. - Quien no esté a mi favor, está en mi contra. |
Uitspraak: | [vor] |
Voor hij naar buiten gaat, kijkt hij altijd even door het raam. - Antes de salir siempre echa una mirada por la ventana. Stop voor het te laat is. - Detente antes de que sea demasiado tarde. |