Uitspraak: | ['vulə(n)] |
Verbuigingen: | voelde (verl.tijd ) heeft gevoeld (volt.deelw.) |
Ze voelde een knobbeltje in de borst. - Ella sintió un bulto en el pecho. Hij voelde dat hij moest niezen. - Sintió ganas de estornudar. Voel eens aan mijn voorhoofd. - Tócame la frente. Je hoeft niet bang te zijn, je voelt er niks van. - No tienes que tener miedo, no sentirás nada. Ik voel pijn in mijn rug. - Siento dolor en la espalda. |
Ze voelde geen liefde, alleen maar haat. - No sintió amor, sino sólo odio. Ik voel dat je me gaat verlaten. - Presiento que me vas a abandonar. |
Je hand voelt koud. - Tu mano siente fría. Het voelt niet goed om nu weg te gaan. - Parece poco correcto de irse ahora. |
Uitspraak: | ['vulə(n)] |
Verbuigingen: | voelde zich (verl.tijd ) heeft zich gevoeld (volt.deelw.) |
Ik voel me niet lekker. - No me siento bien. Ze voelt zich eenzaam. - Se siente sola. Hoe voel je je vandaag? - ¿Cómo te sientes hoy? |