zelfst.naamw.
vleeseter - carnívoro rundvlees - carne vacuna een stuk vlees met aardappelen en groenten - un trozo de carne con patatas y verduras Ober, dit vlees is taai. - Camarero, esta carne está dura. U kunt kiezen uit vlees, kip of vis. - Podrá elegir entre carne, pollo y pescado. |
Het is vlees noch vis. (=het is niet duidelijk wat het is, het heeft kenmerken van beide) - No es carne ni pescado.
|
van vlees en bloed (=(iemand) met gewone menselijke behoeften en tekortkomingen) - de carne y hueso
De deurwaarder bleek een mens van vlees en bloed te zijn. - El agente judicial resultó ser un hombre de carne y hueso.
|
vruchtvlees (=zacht gedeelte van fruit tussen de schil en de pit) - pulpa de frutas
|
goed in het vlees zitten (=niet mager zijn) - estar metido en carnes
|
weten wat voor vlees je in de kuip hebt (=weten wat voor iemand het is, bijvoorbeeld of je hem kunt vertrouwen) - saber con quién tratar
Voor ik ja tegen hem zeg, wil ik eerst weten wat voor vlees ik in de kuip heb. - Antes de que le diga que sí, quiero saber con quién estoy tratando.
|