Vertalingen trillen NL>ES
trillen
werkw.
Uitspraak: | [ˈtrɪlə(n)] |
Verbuigingen: | trilde (verl.tijd ) heeft getrild (volt.deelw.) |
heel snel met kleine bewegingen heen en weer gaan -
temblar trillen van woede - temblar de rabia |
trillen als een rietje/espenblad (=heel erg trillen) - temblar como un flan
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
trillen (ww.) | palpitar (ww.) ; sacudir (ww.) ; temblar (ww.) ; tremolar (ww.) ; vibrar (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `trillen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: bevenNL: bibberenNL: kloppenNL: lillenNL: rillenNL: schuddenNL: vibrerenNL: zinderen