Vertaal
Naar andere talen: • strikken > DEstrikken > ENstrikken > FR
Vertalingen strikken NL>ES

strikken

werkw.
Uitspraak:  [ˈstrɪkə(n)]
Verbuigingen:  strikte (verl.tijd ) heeft gestrikt (volt.deelw.)

1) zo knopen dat er een strik (1) ontstaat of een andere knoop die makkelijk losgaat - anudar
de veters van je schoenen strikken - atar los cordones de tus zapatos
een stropdas strikken - hacerse el nudo de la corbata

2) (iemand) op een handige manier overhalen om iets voor je te doen - enganchar
Ik moet nog iemand strikken om de meubels voor me naar boven te sjouwen. - Tengo que enganchar a alguien para que me suba los muebles.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
strikken (ww.) agarrotar (ww.) ; amarrar (ww.) ; amordazar (ww.) ; anudar (ww.) ; atar (ww.) ; hacer caer en la trampa (ww.) ; ligar (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `strikken`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: aan elkaar binden
NL: aan elkaar knopen
NL: binden
NL: in de val laten lopen
NL: knevelen
NL: knopen
NL: overhalen
NL: vastbinden
NL: vastknopen
NL: vastmaken