Vertalingen PAS NL>ES
I de pas
zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak: | [pɑs] |
Verbuigingen: | passen (meerv.) |
1) stap -
paso (el ~) kleine pasjes nemen - andar a pasos cortos |
pas op de plaats maken (=niet verder komen) - marcar el paso
|
2) officieel bewijs dat je bent wie je bent, meestal met een pasfoto erop -
pasaporte (el ~) paspoort - pasaporte bankpasje - tarjeta bancaria bezoekerspas - tarjeta de visitante |
3) deel van de uitdrukking: -
Dat geeft geen pas! (=dat hoort niet) - ¡Eso no se hace!
|
4) deel van de uitdrukking: -
van pas komen (=op het juiste moment beschikbaar zijn) - servir
|
II pas
bijwoord
1) onlangs -
recién pas geverfd - recién pintado |
2) niet eerder of groter, of meer dan... -
no antes de het toernooi is pas volgende week - el torneo no es antes de la semana que viene Ze zijn pas twee weken getrouwd. - Recién se casaron hace dos semanas. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
pas (znw.) | la tarjeta de garantía (v) ; la tarjeta de banco (v) ; el puerto de montaña (m) ; la pisada (v) ; el paso (m) ; el pase (m) ; el pasaporte (m) ; el pasaje de montaña (m) |
pas | recientemente ; recién ; poco tiempo atrás ; justamente ; hace poco tiempo ; hace poco ; el otro día |
PAS (Afkorting) | taxi sin conductor ; PAS (Afkorting) |
pas | pase |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `PAS`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aanstondsNL: bankpasNL: bergpasNL: betaalpasNL: daarnetNL: daarstraksNL: dadelijkNL: identiteitsbewijsNL: juistNL: kortelings