Vertaal
Naar andere talen: • leren > DEleren > ENleren > FR
Vertalingen leren NL>ES

I leren

bijv.naamw.
Uitspraak:  [ˈlerə(n)]

van leer gemaakt - de cuero
een leren tas - un bolso de cuero


II leren

werkw.
Uitspraak:  [ˈlerə(n)]
Verbuigingen:  leerde (verl.tijd ) heeft geleerd (volt.deelw.)

1) zorgen dat je iets kunt of weet - aprender
leren lopen - aprender a caminar
Nederlands leren - aprender el holandés
leren hoe je moet autorijden - aprender a conducir
uitdrukking van buiten leren

2) zorgen dat iemand anders iets kan of weet - enseñar
iemand leren schaatsen - enseñar a patinar
iemand leren hoe je moet zwemmen - enseñar a alguien como nadar

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
leren (ww.) dar clases (ww.) ; seguir estudios (ww.) ; sacar (ww.) ; recibir (ww.) ; reanimar (ww.) ; practicar (ww.) ; hacerse a (ww.) ; habituarse a (ww.) ; familiarizarse con (ww.) ; estudiar (ww.) ; estallar (ww.) ; encender (ww.) ; educar (ww.) ; cursar (ww.) ; comenzar (ww.) ; capacitarse para (ww.) ; aprender (ww.) ; amarrar (ww.) ; alzar (ww.) ; adquirir (ww.) ; acostumbrarse (ww.) ; aclimatarse (ww.)
het leren aprendizaje
leren aprendizaje ; aprendizaje de máquinas
Bronnen: interglot; Omegawiki.org; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `leren`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: aanleren
NL: aanwennen
NL: bedreven raken
NL: bekwamen
NL: bijbrengen
NL: blokken
NL: eigen maken
NL: eigenmaken
NL: gewend raken
NL: instuderen