Vertalingen leren NL>EN
I leren
bijv.naamw.
van leer gemaakt -
leather een leren tas - a leather bag |
II leren
werkw.
Uitspraak: | [ˈlerə(n)] |
Verbuigingen: | leerde (verl.tijd ) heeft geleerd (volt.deelw.) |
1) zorgen dat je iets kunt of weet -
learn, study leren lopen - learn to walk Nederlands leren - study Dutch leren hoe je moet autorijden - take driving lessons |
van buiten leren (=zo leren dat je het zonder hulpmiddel kunt vertellen) - know out of one's head
|
2) zorgen dat iemand anders iets kan of weet -
teach, instruct iemand leren schaatsen - teach someone to skate iemand leren hoe je moet zwemmen - give swimming instructions |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
leren (ww.) | to get hang of ; to train ; to teach ; to studying ; to study ; to receive ; to qualify ; to practise ; to pick up ; to master ; to learn ; to get used to ; to gain ; to familiarise ; to educate ; to collect ; to aquire ; to acquire ; to absorb |
het leren | the learning |
leren | learning ; machine learning ; leather |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Wakefield genealogy pages
Voorbeeldzinnen met `leren`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aanlerenNL: aanwennenNL: bedreven rakenNL: bekwamenNL: bijbrengenNL: blokkenNL: eigen makenNL: eigenmakenNL: gewend rakenNL: instuderenAlternatieve spelling of gebruik
| Let op de verschillende spellingsvarianten in UK- en US-Engels: UK-spelling: familiarise US-spelling: familiarize |
Uitdrukkingen en gezegdes
NL: ik zal je
leren!
EN: I'll teach you!NL: iets van iemand
leren
EN: learn s.th. from a personNL: leren kennen
EN: get to knowNL: de tijd zal het
leren
EN: time will show