Vertalingen koppelwerkwoord NL>ES
het koppelwerkwoord
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈkɔpəlwɛrkwort] |
Verbuigingen: | koppelwerkwoorden (meerv.) |
werkwoord dat samen met een zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord een naamwoordelijk gezegde vormt taalkunde -
verbo copulativo (el ~) In de zin 'Jan lijkt aardig' is 'lijken' het koppelwerkwoord. Het verbindt de eigenschap 'aardig' met 'Jan'. - En la frase 'Juan parece simpático', el verbo copulativo es 'parecer'. Vincula la característica 'simpático' a 'Juan'. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
het koppelwerkwoord | la cópula (v) ; el verbo copulativo (m) |
Bronnen: Wikipedia; interglotVoorbeeldzinnen met `koppelwerkwoord`

Voorbeeldzinnen laden....