zelfst.naamw. (m.)
De gevangenen moesten op de grond gaan liggen. - Los presos tuvieron que acostarse en el suelo. |
te gronde gaan (=verloren gaan) - venirse abajo
|
met de grond gelijkmaken (=(iets) helemaal afbreken) - derribar
|
met de grond gelijkmaken (=scherpe kritiek leveren op (iemand)) - poner (a alguien) por los suelos
|
de grond in boren (=ernstige kritiek leveren op (iets of iemand)) - no dejar títere con cabeza
|
van de grond komen (=ontstaan, vorm krijgen) - arrancar
Dat onderzoek komt maar niet van de grond. - Esa investigación no acaba de arrancar.
|
uit de grond stampen (=in korte tijd maken of doen ontstaan) - sacar de la nada
projecten uit de grond stampen - realizar proyectos de la nada
|
begane grond (=verdieping van een gebouw op het niveau van de straat) - planta baja
|