Vertalingen een NL>ES
I een
bijv.naamw.
verbonden -
unido/-da een zijn met de natuur - estar unido con la naturaleza |
II een
telwoord
het cijfer 1 -
un , una , uno in één ruk - de un tirón één voor één stapten ze in - subieron uno por uno één plus één is twee - uno más uno es dos |
Ik ben een en al oor. (=ik luister heel goed) - Yo soy todos oídos.
|
als één man (=allemaal tegelijk) - como un solo hombre
|
helemaal in je eentje (=helemaal alleen) - solito
|
III een
article
1) <woord dat voor een enkelvoudig zelfstandig naamwoord staat zonder het precies aan te geven>
-
uno Wil je een boek of een cd voor je verjaardag? - ¿Quieres un libro o un cd para tu cumpleaños? |
2) een zekere -
un tal Er heeft een mevrouw Jansen voor je gebeld. - Te llamó una tal señora Jansen. |
3) deel van de uitdrukking: -
Er zaten een mensen in de zaal! (=er zaten veel mensen in de zaal) - ¡Había mucha gente en la sala!
|
Ik denk aan een Havel of een Mandela (=ik denk aan mensen als Havel of Mandela) - Yo pienso en un Havel o en un Mandela
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
de een (v) | uno |
een | completamente solo ; solo ; el un (m) ; la una (v) |
Bronnen: Engoi Woordenschatoefeningen; interglot; Trueterm; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `een`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: dezelfdeNL: eentjeNL: enigNL: gelijkNL: iemandNL: menNL: zeker