Vertaal
Naar andere talen: • afbreken > DEafbreken > ENafbreken > FR
Vertalingen afbreken NL>ES

afbreken

werkw.
Uitspraak:  ɑvbrekə(n)]
Verbuigingen:  brak af (verl.tijd ) heeft afgebroken (volt.deelw.)

1) zorgen dat iets er niet meer is - demoler , derribar
een muur afbreken - demoler una pared

2) voortijdig beëindigen - romper
onderhandelingen afbreken - romper negociaciones

3) door breken scheiden of gescheiden worden - cortar
een stukje chocola afbreken - cortar un trozo de chocolate
De luifel brak plotseling af van de muur. - De repente se rompió el alero de la pared.
uitdrukking een woord afbreken

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
afbreken (ww.) desguazar (ww.) ; separar (ww.) ; romper (ww.) ; quebrar (ww.) ; malograr (ww.) ; interrumpir (ww.) ; hacer parar (ww.) ; disociar (ww.) ; devastar (ww.) ; destruir (ww.) ; destrozar (ww.) ; derribar (ww.) ; demoler (ww.) ; cortar (ww.)
afbreken abandonar ; tronzar ; tronzado por cizallamiento ; sacar ; interrumpir ; escribir con guión ; corte ; abortar
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `afbreken`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: afkammen
NL: afknappen
NL: afkraken
NL: beëindigen
NL: breken
NL: doen ophouden
NL: forceren
NL: in puin slaan
NL: neerhalen
NL: omverhalen