Vertalingen schip NL>ES
het schip
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [sxɪp] |
Verbuigingen: | schepen (meerv.) |
vervoermiddel waarmee je kunt varen -
barco (el ~) passagiersschip - barco de pasajeros zeeschepen - naves |
het schip in gaan (=financieel nadeel ondervinden) - perder
Ze zijn voor een paar duizend euro het schip ingegaan. - Perdieron unos miles de euros.
|
schoon schip maken (=rommel uit het verleden opruimen om opnieuw te kunnen beginnen) - hacer tabla rasa
|
alle schepen achter je verbranden (=zorgen dat je niet terug kunt naar je oude omgeving) - quemar todas las naves
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
het schip | la barca (v) ; la barcaza (v) ; el barco ; el bote (m) ; el buque (m) ; la nave (v) |
schip | barcos ; la embarcación ; velero |
Bronnen: Wikipedia; interglot; Engoi Woordenschatoefeningen; Trueterm; Omegawiki.org; Diving dictionary
Voorbeeldzinnen met `schip`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aakNL: bootNL: bootjeNL: grote bootNL: scheepjeNL: schuitNL: schuitjeNL: stoomschipNL: vaartuig