Vertalingen schip NL>EN
het schip
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [sxɪp] |
Verbuigingen: | schepen (meerv.) |
vervoermiddel waarmee je kunt varen -
boat, ship passagiersschip - passenger ship / cruise boat / (luxury) liner zeeschepen - sea-going vessel |
het schip in gaan (=financieel nadeel ondervinden) - go under; be financially wrecked
Ze zijn voor een paar duizend euro het schip ingegaan. - They went broke because of a couple of thousand euro.
|
schoon schip maken (=rommel uit het verleden opruimen om opnieuw te kunnen beginnen) - clean up the act
|
alle schepen achter je verbranden (=zorgen dat je niet terug kunt naar je oude omgeving) - burn all ships behind
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
het schip | the boat ; the craft ; the nave ; the ship ; the vessel |
schip | ship |
Bronnen: interglot; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `schip`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: aakNL: bootNL: bootjeNL: grote bootNL: scheepjeNL: schuitNL: schuitjeNL: stoomschipNL: vaartuigUitdrukkingen en gezegdes
NL: schoon
schip maken
EN: make a clean sweepNL: een
schip op 't strand, een baken in zee
EN: one man's fault is another man's lesson