Vertalingen spugen NL>EN
spugen
werkw.
Uitspraak: | [ˈspyxə(n)] |
Verbuigingen: | spuugde (verl.tijd ) heeft gespuugd (volt.deelw.) |
1) (spuug) krachtig uit je mond laten gaan -
spit 2) de inhoud van je maag uit je mond laten gaan -
vomit, throw up © K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
spugen (ww.) | to be sick ; to bring up ; to puke ; to regurgitate ; to spew ; to spew out ; to spit ; to sputter ; to upchuck ; to vomit |
het spugen | the barfing ; the puking ; the vomiting |
spugen | throw up |
Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages
Voorbeeldzinnen met `spugen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: brakenNL: kotsenNL: overgevenNL: schuimbekkenNL: spuwenNL: uitbrakenNL: vomeren