de graad

zelfst.naamw. (m.)

Uitspraak:	[xrat]
Verbuigingen:	graden (meerv.)

1) eenheid voor de temperatuur - degree

Het is vandaag tropisch warm met temperaturen boven de dertig graden. - It is today tropical warm weather with temperatures above thirty degrees.

2) eenheid voor de grootte van een hoek - degree

Als er een hoek van 90 graden is tussen twee lijnen of vlakken, staan ze loodrecht op elkaar. - If there is an angle of 90 degrees between two lines or surfaces, then they stand perpendicular to each other.

3) eenheid voor een aardrijkskundige afstand op de aardbol ^geografie - degree

Krakow ligt op 50 graden noorderbreedte en 20 graden oosterlengte. - Krakow is 50 degrees north latitude and 20 degrees east longtitude.

4) mate (waarin iets zich voordoet) - grade

Hij is ondeugend, maar zijn zus is nog een graadje erger. - He is a smart aleck, but his sister is one grade worse. bezettingsgraad - (seat) occupancy

5) titel die je na een examen krijgt - degree

de academische graad van doctor - the academic doctor degree

© K Dictionaries Ltd.

de graad (m)	the degree ; the degree in science ; the level ; the thermometerdegree ; the title
de graad	grade ; the grade ; the rank
graad	arity ; branching factor ; degree ; extent ; heading ; rate

Bronnen: interglot; mwb; KNNV Botanical glossary; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.; Vlietstra




NL: bul
NL: gradatie
NL: mate
NL: militaire rang
NL: niveau
NL: peil
NL: thermometergraad
NL: warmtegraad
NL: wetenschappelijke graad

NL: een graad halen EN: take one's degree
NL: in hoge graad EN: to a high degree
NL: in de hoogstegraad EN: to the last degree
NL: neef in de eerste graad EN: cousin in the first degree (remove)
NL: 5 graden vorst EN: 5 degrees of frost
NL: nog een graadje erger EN: a degree worse