Vertaal
Naar andere talen: • dik > DEdik > ESdik > FR
Vertalingen dik NL>EN

dik

bijv.naamw.
Uitspraak:  [dɪk]

1) met een grotere omvang dan normaal - fat, gross, bulging
een dik boek - a thick book
een dikke boom - a thick tree
Als mensen te veel eten worden ze dik. - If people eat too much, they become fat.
een dikke jas tegen de kou - a heavy coat against the cold
uitdrukking dik onder het stof zitten
uitdrukking een dikke keel

2) (van vloeistoffen) minder vloeibaar dan normaal - thick, thickened
een dikke saus - thick sause

3) (van gas en lucht) dichter dan normaal en daardoor zichtbaarder - heavy, thick
dikke rook - heavy smoke
dikke mist - thick mist
dikke regenwolken - heavy rain clouds

4) belangrijker lijkend dan het is - weighty, notable
dik doen - put on airs
een dikke auto - good-looking/fat car

5) deel van de uitdrukking:
uitdrukking er dik bovenop liggen

6) deel van de uitdrukking:
uitdrukking je dik maken over iets

7) deel van de uitdrukking:
uitdrukking het zit er dik in dat ...

8) deel van de uitdrukking:
uitdrukking dikke vrienden

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
dik bulky ; stout ; stout ; sludge ; sizeable ; sediment ; obese ; muck ; lees ; dregs ; bold ; concentrated ; thick ; greasy ; good ; fatty ; fat ; dense ; corpulent
Bronnen: interglot; KNNV Botanical glossary; Wakefield genealogy pages


Voorbeeldzinnen met `dik`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
NL: bezinksel
NL: bol
NL: corpulent
NL: dof
NL: drab
NL: droesem
NL: flink
NL: gezet
NL: grondsop
NL: kortademig

Uitdrukkingen en gezegdes
NL: in rijen van vijf dik EN: five deep
NL: dik uur EN: good hour
NL: dikke vrienden EN: great friends
NL: dik doen EN: show off, swagger
NL: zich dik maken EN: get excited, lose one's temper
NL: dik worden EN: grow fat