I flink

bijv.naamw.

Uitspraak:

[flɪŋk]

1) stevig en groot - robust, sturdy, considerable

een flinke knul - a robust guy een flinke portie aardappels - a large portion potatoes

een flinke eter (=iemand die veel eet) - robust eater

2) sterk van karakter - firm, vigorous

Niet huilen, wees een flinke meid! - Don't cry, be a big girl!

II flink

bijwoord

Uitspraak:

[flɪŋk]

behoorlijk - substantial, generous, considerable

Als je flink doorstapt, ben je er in een half uur. - If you step on it, you'll be there in a half hour.

© K Dictionaries Ltd.

flink

stout ; notable ; powerful ; powerfully built ; proud ; remarkable ; respectable ; robust ; solid ; standing-on ; staunch ; stiff ; muscular ; strapping ; striking ; strong ; sturdy ; substantial ; tall ; tough ; vast ; vigorous ; well built ; morally strong ; big ; considerable ; conspicuous ; enormous ; firm ; forceful ; game ; glorious ; great ; haughty ; hefty ; large ; lofty ; brave ; very ; sturdily ; solidly ; plucky ; pluckily ; gallant ; energetic

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages




NL: aan de maat
NL: aanmerkelijk
NL: aanzienlijk
NL: aardig
NL: beduidend
NL: behoorlijk
NL: bevallig
NL: danig
NL: dapper
NL: dik

Let op de verschillende spellingsvarianten in UK- en US-Engels: UK-spelling: vigourous US-spelling: vigorous

NL: (hij verloor) en flink ook! EN: and how!
NL: flink optreden tegen EN: take a firm line with, deal firmly with