bewust

bijv.naamw.

Uitspraak:

[bə'wʏst]

1) opzettelijk - conscious, consciously, aware

een hoofdstuk bewust overslaan - consciously skip a chapter een bewuste keuze - conscious choice

2) bedoeld, eerder genoemd - mentioned, concerned, in question

op die bewuste maandag - on the Monday in question

3) deel van de uitdrukking:

je bewust zijn van iets (=iets beseffen of waarnemen) - be aware of (something) Hij kon zich na de val niet bewegen, maar hij was zich volledig bewust van de situatie. - After the fall he could not move any more, but he was fully aware of the situation.

© K Dictionaries Ltd.

bewust

alert ; aware ; conscious ; deliberate ; concerned ; deliberately ; in question

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages




NL: bedoeld
NL: bij bewustzijn
NL: doelbewust
NL: expres
NL: moedwillig
NL: opzettelijk
NL: voorbedacht
NL: welbewust
NL: weloverwogen

NL: zich bewust zijn van EN: be conscious (aware) of, appreciate (a person's problems)
NL: zich van geen kwaad bewust zijn EN: not be conscious of having done any wrong
NL: zich van iets bewust worden EN: become conscious of
NL: bewust of onbewust EN: wittingly or unwittingly