I het zwak

zelfst.naamw.

Uitspraak:

[zwɑk]

deel van de uitdrukking:

een zwak hebben voor (=(iemand of iets) aantrekkelijk of ontroerend vinden) - have a weak-spot for

II zwak

bijv.naamw.

Uitspraak:

[zwɑk]

met weinig kracht - weak, feeble, frail

een zwakke tegenstander - a weak opponent een zwak signaal opvangen - receive a weak signal

© K Dictionaries Ltd.

zwak

inferior ; wonky ; wobbly ; weak ; wan ; vulnerable ; tender ; sick ; rickety ; ramshackle ; ragged ; poor ; pale ; not very good ; not bad ; mediocre ; frail ; fragile ; feeble ; faint ; dizy ; delicate ; fade ; weakly ; weak ; puny ; nerveless ; lightly ; light ; hyposthenic ; hypostheniant ; hokey

Bronnen: interglot; MWB; Wakefield genealogy pages; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm; Wikipedia




NL: aanvechtbaar
NL: arm
NL: bleekjes
NL: breekbaar
NL: broos
NL: delicaat
NL: fijn
NL: fijngevoelig
NL: flauw
NL: flauwtjes

Let op; `wobbly` wordt wel in UK-Engels gebruikt maar niet of zelden in US-Engels. In UK-Engels gebruikt men `wobbler / wobbly`

NL: het zwakke geslacht EN: the weaker sex
NL: zijn zwakke punt (zijde) EN: his weak point (side)
NL: in 'n zwak ogenblik EN: in a weak moment
NL: zwak in (voor) Frans EN: weak in French
NL: een zwak hebben voor EN: have a weakness for
NL: Iemand in zijn zwak tasten EN: get on a person's weak side