zuinig

bijv.naamw.

Uitspraak:

[ˈzœynəx]

1) als je weinig geld uitgeeft - parsimonious, penny-pinching, close-fisted

zuinig leven - parsimonious life

zuinig zijn op (=voorzichtig zijn met (iets)) - be careful/mindful

2) (van iets) als het weinig van iets verbruikt - meagre, sparing, thrifty, frugal

een zuinige motor - fuel-efficient engine

© K Dictionaries Ltd.

zuinig

economical ; frugal ; sparing ; thrifty ; fuel efficient ; parsimonious

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Wikipedia




NL: dor
NL: economisch
NL: lek
NL: nauw
NL: sip
NL: smal
NL: sober
NL: spaarzaam
NL: uitgedroogd
NL: voordelig

NL: zuinig zijn (omgaan) met EN: be economical of, be careful with
NL: hij was zuinig met zijn lof EN: he was chary of his praise
NL: zuinig beheren EN: nurse
NL: zuinig kijken EN: look glum
NL: en niet zo zuinig! EN: with a vengeance