I het stuk

zelfst.naamw.

Uitspraak:

[stʏk]

1) deel (van iets) - piece, part, share

Verbuigingen:	-ken (meerv.)
Er is een stuk uit het schoteltje. - There is a piece broken off the tea saucer. een plak chocola in stukken breken - to break a piece of chocolate in pieces Wil je een stuk taart? - Would you like a piece of cake?
stukje bij beetje (=langzaam aan) - piece by piece; step by step; by degrees

2) een bepaalde hoeveelheid of mate (van iets) - lot, bit, some

Verbuigingen:	-ken (meerv.)
een stukje verantwoordelijkheid dragen - bear some responsibility
een stuk/stukken (=veel) - lots, much more Hij is stukken ouder dan ik. - He is much older than I.

3) exemplaar (van iets waarvan er meer zijn) - piece, issue, article

Verbuigingen:	-s (meerv.)
een doos met 1000 stuks elastiekjes - a box with 1000 p. of elastic bands Die speldjes kosten twee euro per stuk. - These pins cost two euro per piece. een stuk tuingereedschap - a gardening tool
een stuk of wat (=een paar) - couple of...

4) tekst met een enigszins formele status - paper, letter, documents

Verbuigingen:	-ken (meerv.)
de stukken voor de vergadering doorlezen - read through the list of items for the meeting

5) werk van een kunstenaar - piece, item, production

Verbuigingen:	-ken (meerv.)
Beethoven heeft veel stukken voor piano geschreven. - Beethoven wrote a lot of pieces for piano. toneelstuk - play

6) man of vrouw die er aantrekkelijk uitziet - stunner, hunk, eye-catcher

Verbuigingen:	-s (meerv.)
Hij is met een lekker stuk getrouwd. - He is married to an eye-catcher.

7) deel van de uitdrukking:

een stuk in je kraag hebben (=dronken zijn) - be oiled/plastered

8) deel van de uitdrukking:

van zijn stuk (=in verwarring) - confused, uncertain Hij is gauw van zijn stuk gebracht. - He gets easily confused.

9) deel van de uitdrukking:

aan één stuk door (=zonder onderbreking) - so long on end; without a break

II stuk

bijv.naamw.

Uitspraak:

[stʏk]

1) in stukken gebroken - broken, crashed, squashed

Het bord viel stuk op de grond. - The bord crashed on the floor.

2) niet meer functionerend - broken, non-functional, out-of-order

De tv doet het niet meer, hij is stuk. - The TV doesn't function any more, it's broken.

3) deel van de uitdrukking:

stuk zitten (=helemaal uitgeput zijn) - be tired out

© K Dictionaries Ltd.

het stuk	the item ; the fragment ; the chunk
de stuk (v)	the babe
stuk	part ; finished ; parliamentary party ; out of order ; on the blink ; on blink ; obscure ; moth eaten ; ingredient ; indistinct ; in shreds ; in rags ; in pieces ; hunk ; gun ; gone to pieces ; fundamental ingredient ; faulty ; segment ; unclear ; torn ; to pieces ; tattered ; stunner ; stage play ; snapped ; share ; piece ; section ; ruptured ; ruined ; publication ; production ; principle ingredient ; portion ; play ; elementary component ; article ; artillery ; battered ; beautiful person ; broken ; bust ; cracked ; crushed ; damaged ; defective ; element ; canon ; length ; item ; end ; document ; diploma ; cut ; component ; chunk ; certificate ; brick ; beauty ; act ; beautiful woman ; logical record ; lump ; morsel ; pad ; paper ; patch ; piece ; piece of ; piece of a machine ; piece of music ; sculptor's plaster ; stucco ; theatre play

Bronnen: MWB; Wakefield genealogy pages; Wikipedia; interglot; Vlietstra; Download IATE, European Union, 2017.




NL: aan gruzels
NL: aan scherven
NL: aan stukken
NL: afstand
NL: artikel
NL: basisbestanddeel
NL: beschadigd
NL: bestanddeel
NL: brok
NL: buiten gebruik

Let op; In het UK-Engels en het US-Engels worden verschillende woorden gebruikt. In UK-Engels gebruikt men `parting (in hair)` In US-Engels gebruikt men `part`

NL: een stuk grond EN: a patch of ground
NL: tien stuks vee EN: ten head of cattle
NL: een stuk huisraad EN: a piece of furniture
NL: ingezonden stuk EN: letter to the editor
NL: een stout stuk EN: a bold feat
NL: een raar stuk mens EN: a queer specimen
NL: een stuk of zes EN: five or six
NL: stukken en brokken EN: odds and ends
NL: een (heel) stuk beter EN: (quite) a lot better
NL: €2,- het stuk EN: €2,- each
NL: een heel stuk over de 30 EN: well over 30
NL: er bleef geen stuk heel in het huis EN: the whole place was smashed up
NL: de kritiek liet geen stuk van hem heel EN: the critics tore him to pieces (shreds)
NL: een stukje in de krant EN: a par in the paper
NL: uren aan één stuk EN: for hours on end
NL: aan één stuk door EN: without stopping, non-stop
NL: aan stukken breken (slaan) EN: break (knock) to pieces
NL: bij het stuk kopen EN: buy by the piece