menen

werkw.

Uitspraak:	['menə(n)]
Verbuigingen:	meende (verl.tijd ) heeft gemeend (volt.deelw.)

1) denken dat iets zo is - have an opinion, think, mean

Het begint om half acht, meen ik. - I think, it starts at seven thirty. Ik meende u te herkennen. - I meant to acknowledge you.

2) werkelijk/ernstig vinden wat je zegt - be serious, be straight

Het klonk als een grapje, maar zij meende het echt! - It sounded as a joke, but she meant it seriously!

© K Dictionaries Ltd.

menen (ww.)	to be of opinion ; to mean ; to think
menen	account ; accredit ; believe ; deem ; guess ; Menen ; opine ; presume ; suppose ; surmise

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages; Menennieuws.be; MWB




NL: bedoelen
NL: denken
NL: serieus zijn
NL: van mening zijn

NL: ik meen het EN: I mean it
NL: dat zou ik menen! EN: I should think so!
NL: hij meent het goed (met je) EN: he means well (by you)
NL: Iemand die het goed met u meent EN: a well-wisher
NL: het was niet kwaad gemeend EN: no harm was meant