kiezen

werkw.

Uitspraak:	[ˈkizə(n)]
Verbuigingen:	koos (verl.tijd ) heeft gekozen (volt.deelw.)

1) beslissen wie of wat je wilt uit verschillende mogelijkheden - choose, pick, settle on

Ik kies ervoor na mijn eerste kind parttime te gaan werken. - I'd settle for a part-time job after my first child. Uit al mijn vrienden kies ik jou om met me op reis te gaan. - Out of all of my friends, I choose to go travelling with you. Ik kon moeilijk kiezen, zoveel keus was er. - It was difficult, there was so much to choose from.

partij kiezen (=(waar mensen of zaken strijdig zijn) een van de partijen steunen) - take sides partij kiezen voor het milieu, niet voor de groei van de economie - choose an environmental party, rather than one that stands for economic growth

2) bij een verkiezing beslissen welke kandidaat je wilt ^poliek - elect

Ik kies mevrouw Jansen van de socialistische partij. - I vote for Mrs. Jansen of the Socialist party. Hij is vorige maand gekozen tot president. - He was elected President last month.

© K Dictionaries Ltd.

kiezen (ww.)	to vote ; to sort out ; to single out ; to select ; to prefer ; to pick out ; to pick ; to choose
kiezen (mv.)	back teeth (mv.)
het kiezen	the dial
kiezen	choosing ; to dial up ; to dial a number ; select ; molar teeth ; elect ; dialling ; dialing

Bronnen: interglot; MWB; Download IATE, European Union, 2017.; Wakefield genealogy pages; Vlietstra




NL: balloteren
NL: draaiend kiezen
NL: een stem uitbrengen
NL: opteren
NL: schiften
NL: selecteren
NL: selectie toepassen
NL: stem uitbrengen
NL: stemmen
NL: uitkiezen

Let op de verschillende spellingsvarianten in UK- en US-Engels: UK-spelling: dialing US-spelling: dialling

NL: je moet kiezen of delen EN: take it or leave it EN: it is one thing or the other
NL: je hebt ze maar voor het kiezen EN: you can have your choice