Vertalingen huwelijk NL>EN
het huwelijk
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈhywələk] |
Verbuigingen: | -en (meerv.) |
1) keer dat je trouwt -
marriage, wedding aan familie en vrienden je huwelijk aankondigen met een trouwkaart - announce with a wedding card to your family and friends that you are getting married |
burgerlijk huwelijk (=huwelijk voor de ambtenaar van de gemeente) - civil marriage
|
kerkelijk huwelijk (=huwelijk voor de pastor van de kerk) - church marriage
|
2) toestand dat je getrouwd bent -
marriage, match, wedding Na een huwelijk van zeven jaar, ging het mis en gingen ze scheiden. - After a marriage of seven years, it all fell apart and they divorced. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
het huwelijk | the wedding |
de huwelijk (m) | the consummation of marriage ; the marital state ; the marital union ; the marriage ; the matrimonial band ; the matrimony ; the wedding ceremony ; the wedlock |
huwelijk | marriage ; marriage ceremony |
Bronnen: Trueterm; interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `huwelijk`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: bruiloftNL: echtNL: echtverbintenisNL: echtverenigingNL: huwelijksinzegeningNL: trouwerijNL: trouwplechtigheidUitdrukkingen en gezegdes
NL: huwelijk uit liefde
EN: love matchNL: huwelijk met de handschoen
EN: marriage by proxyNL: burgerlijk (kerkelijk)
huwelijk
EN: civil (religious) marriageNL: huwelijk sluiten
EN: contract a marriageNL: een gelukkig
huwelijk doen
EN: make a happy matchNL: een goed
huwelijk doen
EN: marry wellNL: een rijk
huwelijk doen
EN: marry a fortuneNL: zich in 't
huwelijk begeven, in 't
huwelijk treden
EN: enter into matrimony, marryNL: ten
huwelijk vragen
EN: propose to