geloven

werkw.

Uitspraak:	[xəˈlovə(n)]
Verbuigingen:	geloofde (verl.tijd ) heeft geloofd (volt.deelw.)

1) de overtuiging hebben dat iets waar is - believe, trust, guess

Ik geloof er niets van. - i don't believe any of it.

iemand op zijn woord geloven (=denken dat iemand de waarheid spreekt zonder daarvoor bewijzen te vragen) - take someone's word for (something)

Je zult eraan geloven. (=je zult uiteindelijk iets vervelends meemaken) - You shall see!

2) denken dat er een opperwezen bestaat - have faith, believe
© K Dictionaries Ltd.

geloven (ww.)	to believe ; to believe in ; to credit
geloven	account ; accredit ; deem ; opine ; think

Bronnen: interglot; Wikipedia; Wakefield genealogy pages




NL: aannemen
NL: ervan uitgaan
NL: vertrouwen
NL: wanen

NL: geloof dat maar EN: take it from me
NL: dat geloof ik graag! EN: I dare say!
NL: hij gelooft het wel EN: he does not bother
NL: je kunt me geloven of niet EN: believe it or not
NL: het is niet te geloven EN: it's incredible
NL: geloven aan EN: believe in
NL: hij moest er aan geloven EN: he was in for it, he had to...