het gerucht

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[xəˈrʏxt]
Verbuigingen:	-en (meerv.)

nieuwtje dat wel of niet waar kan zijn - report, rumor

Er gaan geruchten dat de koningin zwanger is. - There are rumors about that the Queen is pregnant.

© K Dictionaries Ltd.

het gerucht	the false rumour ; rumor (Amerikaans) ; the rumour
gerucht	fame ; hearsay ; renown ; repute ; sound

Bronnen: interglot; Wakefield genealogy pages




NL: mare
NL: praatje
NL: sage

Let op de verschillende spellingsvarianten in UK- en US-Engels: UK-spelling: rumour US-spelling: rumor

NL: gerucht maken EN: make a noise, cause a stir
NL: het bij geruchte weten EN: have it by (from) hearsay
NL: in een kwaad gerucht staan EN: be in bad repute
NL: hij is voor geen klein geruchtje vervaard EN: he is not easily frightened